-
1 revenge
n. wraak--------v. wraaknemenrevenge1[ rivvendzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wraak ⇒ wraakneming, vergelding♦voorbeelden:1 get/have one's revenge on someone for something, take revenge on someone for something • wraak nemen/zich wreken op iemand vanwege ietsin/out of revenge for • uit wraak voor————————revenge2〈 werkwoord〉1 wreken ⇒ vergelden, wraak nemen♦voorbeelden:1 be revenged for something of/(up)on someone, revenge oneself for something (up)on someone • zich wreken wegens iets op iemand
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский